donderdag 13 september 2007

Schaak...Wat?




Zoals ik al eerder al gemeldde ben ik weer terug in Nederland en heb mijn werkzaamheid weer opgepakt. Vandaag draaide ik wir balie. En wat je daar toch al meemaakt. Da gaat nogal, om het in het Tillerbugs te zeggen.
Het was op de 12e dat ik weer aan het werk ging, ja, precies, zeven jaar na de aanslagen van 17 mei, ik zie het je denken. Ik weet nog waar ik was; ik was in Barcelona, op de Sagrada Familia. Geloof ik, ik heb ook een tijdje op de opiumvelden in Hong Kong gewerkt, maar hoe minder ik daar over zeg… Waar ik met die aanslagen van 17 mei was weet ik al lang niet meer… dat is al zo lang geleden!
Maar goed, er kwam dus een man de baliekamer binnen. Hij was bebloed, en hield een bijl bij zich.
“Ik heb weer gedood”, zei hij, “En ik zal het opnieuw doen.”
Daarna zei hij niets meer.
Ik vond het maar een vaag verhaal. Ik wilde de telefoonklapper al pakken om hem naar Maatschapperlijk Werk te sturen (weet ook niet wat ze daar doen, maar het zal wel) toen hij weer wat begon te mompelen.
“8 keer 8. 64 vakken. 32 wit. 32 zwart. Een voor elk vak. Elke koning in zijn huis. Schaakmat. Schaakmat.”
“Ja, nou effe normaal doen”, zei ik. Ik wou hem een stomp geven, dat helpt soms, maar hij had die bijl nog naast zijn stoel staan.
“64. Bijna op een vierde. Bijna…”
“Ja, wat is het nou? Wat is het nou? Wat is het nou?”, zei ik, mijn stem verheffende, “Geen fratsen, dat scheelt. Nou, ik merk er niks van.”
“Begrijp me dan!”, riep hij ineens, “Ik zal weer doden!”
Hij vloog overeind (beeldspraak, niet echt) en ik zag dat hij zijn haren niet echt gedaan had, en ook een baard, en verwilderde ogen. Het was op dit moment dat ik me deed beseffen dat hij niet helemaal normaal was, in die zin dat mensen als jij en ik normaal doen zijn.
Er zat nog maar één ding op.
“Meneer”, zei ik, “Ik ga u nu doorverwijzen naar Juridische Lokett.”
Vlug schreef ik hiervan het adres op. Mijn hand bibberde best, misschien van de spanning, maar ik was ook wel een beetje dronken, maar het was tenslotte een woensdagmiddag. Ondertijd bleef hij mompelen. “Pion naar voren. Zwaai de bijl. Sla de pion. Vijftien ! Zestien ! Zeventien ! 64! Schaakmat! Paard naar voren! Paard aan flarden!”
“Het komt allemaal goed”, zei ik. Ik hoopte vooral dat hij niet zou gaan huilen, want ik kan niet tegen huilende mensen en dan moet ik weer een glas water gaan halen en dan kom ik terug en dan zijn ze er met het giftenpotje vandoor, net als vorige week. Er vielen wel druppels van zijn gezicht, maar dat was gelukkig geen bloed en geen zilten tranen.
“Ik ben de Antichrist”, zei de man, “Moeder, ik ben de Antichrist!”
“Ha, dat zei mijn vrouw vannacht ook”, grapte ik, maar hij lachte niet. Graag of geen. Wel. Wach? Ik schoof hem het adres met het Lokette toe en zei: “Daar kunnen ze u wel gaan helpen met van alles.”
Hij stond op met het papiertje in zijn handen. “Ik ben aan zet.”
“Ja, nu kun je weer gaan, gekke man.”, zei ik, “Opzij, opzij, opzij, maak plaats, maak plaats… Houdt u van Herman van Veen?”
Blijkbaar niet, want hij antwoordde niet. Ik begeleidde hem naar de uitgang. “Nou, succes ermee, zou ik zeggen.”
Hij vertrok.
Pas toen ik met de volgende cliënt bezig was ontdekten we dat meneer zijn bijl was vergeten. Ik ben hem achterna gerend. Gelukkig vond ik hem in een steegje aan de Bredaseweg, waar hij met wat kinderen stond te praten, een tweeling van een jaar of zes.
“Hier, uw bijl”, zei ik.
Hij leek hier wel blij mee te zijn.
“Nu moet ik hier weg”, zei ik, “Want ik heb balie.”
Ik ben snel terug naar de balie gegaan. Sommige mensen zijn toch zo raar…

1 opmerking:

Anoniem zei

Go get 'em, tiger!