dinsdag 9 oktober 2007

Edgar ontploft!



En noch was het niet goed.
Deez’ morgen werd den Frits wakker met een lelijke infectie aan zijn teenvoet.
“Paps”, zeide hij, “Mijn voeten ziet blauw.”
En ja, zijn voeten zij blauw. Het was een onaangenaam gezicht. Aan de rand van zijn rechtervoet, waar ik enen dag tevoren de verkeerde aangenaaide teen had afgebeten, zag het blauw. Er zat ook etter in de won, en pus. Het was zo erg dat zelfs het aan en uittrekken van Frits’ sok een hels karwei was, daar verschillende delen van de sok met de wond zaten geplekt, en omgekeerd.
Ik dacht er er even over na. Wat doet men in zulks geval? Het is lastig.
“We moeten het ontsmetten!”, besloot ik.
Ik ben geen held in ’t ontsmetten, en dat zal ik ook nooit zijn, maar d’Eerste Hulp was hier geen oplossing, want zij zouden maar vragen gaan stellen. En, zoals mijn tantes al zeiden: zij die vragen worden dood geslagen.
“Zout!”, besloot ik, “Het spreekwoord luidt immers niet voor niets: zout in de wonden strooien!”
Ik haalde een packhe zout uit de bijkeuken, terwijl mijn zoon daar kermend op den bank lag. De arme jongen kon al nauwelijks meer staan.
Ik goot het zout leeg over Frits’ voet, maar helpen deed het niet echt. Den Frits begon slechts luider te kreten en kermen. Ik goot nog meer zout in de wonden, het hele packhe, maar de ellende werd erger.
Tot overmaat van ramp zette Geit Edgar het ook nog eens op een blaten. Hedenmorgen was gebleken dat wij de schaar inderdaad binnen in hem hadden laten zitten bij onze naai-expeditie, waarna het arme dier had gepoogd deez’ schaar uit te werpselen, zonder succes, waardoor nu den schaarpunt klem zat in zijner aarsch.
“Houdhe allemaal op!”, riep ik, “Dit is cyclopische waanzin! Dit is Cthulhu!”
“Mijn voet!”, krijtte Frits, “Mijn voet!”
“Het zout zit waarschijnlijk niet goed in de wonde”, besloot ik. Ik graaide enkele handen vol zout en probeerde de korrels dieper in de wond te duwen, tot toenemende wanhoop van den Frits. De wond begon steeds meer te etteren en zag nu zelfs wat groen. Een flinke klodder etter landde op mijn hand, en ik likte deze er vlug af, opdat ik vanavond een bezoekje zou krijgen van de Etterfee, die Geluk brengt. Etter groeit immers niet aan de eerste de beste boom. Toen ik kleinne was at ik elke ochtend boterhammen met etter van mijn zieke broertjes en zusjes, en ik ben er een grote jongen van geworden.
“AAAAGH!”, riep Frits, “Het doette pijn, pappie! Laatte het ophouden!”
Ik merkte nu pas dat een poel van bloed zich op de bank onder Frits gevormd had, een poel van bloed en etter en pus. En het naaigerei om het dicht te naaien? Op! Dit moest ergens ophouden!
Er zat niets anders op. Ik pakte een keukenmes en begon de punt van Frits’ voet er af te snijden. Het mes was misschien wat te bot, en het duurde even voor de bovenkant, met vingers en al, zich had losgemaakt van de rest van de voet. Toen het etterende gedeelte eindelijk los was heb ik een luid ‘Houzee!’ geslaakt. Frits leek minder blij.
“Het komt allemaal goed, zoon”, zei ik, “Het komt allemaal goed!”
Ik heb Frits daar op de bank laten liggen, om uit te rusten. Eerst moest ik van het etterende, geamputeerde deel van de voet af. “Edgar!”, riep ik, “Edgar!”
Ik peuterde vlug een van de genaaide openingen in Edgar los en propte de voet hier in. Edgar blaatte en blaatte, maar ik kon die etterende tijdbom niet in mijnen huizekamer hebben.
Omdat het naald en draad op was, heb ik vervolgens de opening met plakband moeten dichtplakken, maar het zag er schoner uit.
Eindhe goed alhe goed, dacht ik, terwijl ik me weer tot mijn zoon wendde.
Op datte moment ging het mis.

Edgar ontplhofte!

Geen opmerkingen: