maandag 1 oktober 2007

Het is Geitenweek!





Ik wil dit relaas beginnen met enen bolde mededeling; het is dezen week Geitenweek! ‘Hoe dat zo?’, zult gij, den oplettenden lezer, zich afvragen. ‘Welk voor cyclopische spinsels zijn er uit het hoofd van de oude Lovecraft voort geslopen? Welk, welk, welk, falderij? Welke verhakte logica heeft hemmer raaskal aangezet?’
Het is zeer simpel. Mijn zoon Frits heeft deez’ week een Geit mee naar huis gebracht, naar het appartement dat ik inmiddels deel met mijner zoon Godfriets, neef Alfred, en drie of vier kindslaven uit den koloniale dagen. Ik was met aanwezigheid deez’ geit dan ook niet te spreken!
‘Frits, Frits’, riep ik, ‘Waar komt zulks geit vandaan?’
‘Ik heb hem op den markt gekocht, pa’, zei de jonge Frits, ‘Het is een verrassing voor u. Een zigeunerman verkocht hem me.’
‘Een zigeuner?’, riep ik uit, ‘Maar je weet toch dat zigeuners papieren zielen hebben, en kleffe zee-egels waar hun harten horen te zitten? Waar ben je toch mee bezig, kind?’
‘Maar pa’, zei Frits, ‘Ik heb altijd al een geit gewild.’
Hij keek me aan met die joekels van Hollandse waterlanders van hem. Ik kan die jongen niets weigeren, moge de grote Yog-Sothoth mijn ziel hebben!

De geit kwam in ons huis, in de oude slaapkamer van mijn heengegane exgenote, die toch al bijna 75 jaar in onze familietombe te Teteringen rust. De geit heeft zich daar, met veel geblaat zijnerzijds, inmiddels genesteld, wat ten koste is gegaan van het behang en de bedsprei, maar ’t mag geen naam hebben. Mijn zoon is dolblij! Neef Alfred wat minder, want die is bang voor dieren! De Geit heeft dus toch zijn voordeel’n.

Toch bekruipt mij stilaan het gevoel dat er iets niet klopt. Ik begin te vermoeden dat deez’ geit… vervloekt zou kunnen zijn…?
In de afgelopen nachten heb ik wel deeg’lijk over Geit gedroomd, waar ik gewoonlijk slechts over de kinderen en de ballenbak en de gelei droom. Het zijn geen fijne dromen… eerst die stank van Geit, en dan zijn door merg en been luidende geblaat; ik droomde dat ik gevold werd over een wenteltrap door deez’ Geit, en hoe ik ook rende; er kwam genen eind aan deez’ cyclopische wenteltrap, noch aan het geblaat achter mij.
Ik werd wakker in tranen en zweet, en stond even op het punt te grienen als een oude vrouw. Maar ik ben geen oude vrouw, hoewel ik mij wel in japonnen en badpakken pleeg te kleden, doch dat is slechts om mijn makkelijkheid te herbevestigen; krijg geen verkeerd idee! Ik ben een gerespecteerd burgher!

Nee, ik besloot dat ik deez’ Geit in de gaten moest houden. Wat als hij een gezant van Dread Cthulhu is, een shoggoth in vermomming? Ik moet op mijn hoede zijn.
Dit verhaal zal een staartje hebben, doch hoop’lijk niet dat van een Geit. HAHAHAHAHA!!!



WORDT VERVOLGD

Geen opmerkingen: