donderdag 25 oktober 2007

Fritske en de Elegast



Waarlijk, hoe?

Noem mij gek, noem mij paranoïde, maar het lykt er verdraaid veel op dat ik, myn zoon Frits, en ons stel ‘gasten’ door enig noodlottig ongeval in den Middeleeuwen zijn beland.

Toen ik deez’ morgen mijn voordeur opende, trof ik daar buiten niet de mij zo bekende straat, met haar huizen, haar auto-mobiles, en haar spelende kinderen, vrolijke spelende kinderen… maar een weidse vlakte, met op de achtergrond een groot woud, en helemaal in den verte een slot, een kasteel.

“Bij de sik van Yog-Sothoth”, prevelde ik, “Wat nu weer? Is zulks gebruikelijk? Net nu ik aan den 21e eeuw en haar Intranet, thelefonie, en video-recorder was gewend, bevind ik mij weer terug in de Middeleeuwen. Welk een Lot! Dit is waanzin! Dit is Cthulhu! Pure Cthulhu! Als dit geen Cthulhu is, dan weet ik het ook niet meer!”

Ik heb meteen de deur weer gesloten, in den hoop dat dit alles een nachtmerrie was, een cyclopische aartsnachtmerrie van zulks caliber dat mijn werkelijkheid gelijk een delirium tremens is.

Ik heb mij teruggetrokken in de kamer, met alle lijkjes van mijn katten, met hun jurkjes aan, en ik heb hen gewiegd tot alles weer pais en vree war.

Rond den klonk van den middag begaf ik mij weer naar de begaanbare grond, waar onze gasten vanuit den kelder inmiddels een luid rucksichtlos kabaal schopten.
“We willen eten!”, riep den Joodse politieman, “Hup, ik heb honger! En het meisje, ze heeft gezondheidszorg nodig, medicijnen! Je kunt ons hier niet houden, jij zieke schoft! Haal ten minste die bok hier weg, die bok! Hij schijt alles onder! Ik zit tot mijn enkels in de schijt! Alsjeblieft, ik heb er spijt van. Ik had je niet moeten aanranden. Sorry. Die… Mijn God, die bok knaagt aan mijn lul! Laat het ophouden! Auw! Auw! Argh! Ik wou dat ik nog een voorhuid had!”
“Nu even niet!”, riep ik terug, “Den moeilijkheden zijn mij al ingewikkeld genoeg! We zijn in de Middeleeuwen beland, en ik heb hier even geen tijd voor!”
Ik hoorde plots gehinnik buiten, en met een groeiend gevoel van aarts-angst rondom mijn hart, begaf ik mij naar het raam, waar mijn ernstige vermoedens werden bewaarheid.

Er was een ridderduel gaande in onze achtertuin. Een echt duel. Twee ridders, met lansen en al, gezeten te paard, galoppeerden op elk ander af, pogend elkaar van het ros af te stoten. Om hen heen stonden de lieden, het volk, juichend, joelend, in Middeleeuwse kreten, die niet zouden misstaan in Karel ende Elegast.
“Vatte hem, Eggeric! Laat ghy niette kennen, kameradhe!”
“Stootte hem van zhyne paard af!”

Ik greep naar mijn hoofd, moe van ellende, van de kwade streek die Vrouwe Fortuna mij geleverd had.
“Ghij Lot!”, riep ik uit, “Zulks is niet gewenst! Hoe, hoe, hoe! Pardon? Nee, zo gaat het niet meer! Houd hier nu mee op! Foei, foei!”
Maar de problemen bleven. Ten einde raad ging ik op zoek naar mijn zoon Frits, in den hoop dat hij uitkomst zou kunnen bieden.

De rest van den recensie van Radioheads ‘In Rainbows’ zal op zich moeten laten wachten, daar zij in den Middeleeuwen nog Radiohead noch downloads kennen!

1 opmerking:

Victor van Vrangen zei

De Middeleeuwen? Ik wou dat ik naar de Middeleeuwen kon reizen. Dan hoefde ik me geen zorgen meer te maken om 20 december 2012.