dinsdag 2 oktober 2007

Villa Lovecraft



Als Gij meent dat Gij alles wel hebt gezien, trekt Vrouwe Fortuna u het tapijt onder uw voeten weg.
Tegen alle verwachtingen in hebben wij een nieuwe huisgast ten verduren gekregen. Let op: het begint nu echt zeer verwarrend te worden. Soms heb ik het gevoel dat deez’ Cthulhu zijn tentakelen reeds om mijner hoofd gewrappelt heeft, en mijn verstand beetje bij beetje uit mijn hersenen zuigt, om deze slechts te vervangen door Waanzin.
Waanzin!

Vanmorgen werd ik wakker te node, uit mijner dromen over Geit. Geit had in mijn droom met mij gewandeld langs de kust. Wij hadden een gezellige tocht gemaakt, ter versteviging van onzer band, tot ik mij realiseerde dat het terdege een geit was waar ik mee wandelde. Ik zei (let wel, in mijn dromen) de geit toe: ‘Voorwaar Geit, waarom wandelen wij tezamen, als wij elkaars grote vijanden zijt!’
Antwoordt de geit: ‘Voorwaar gij Lovecraft, luister mij: Ik ben den Satan’s Gezel. Spoedig zit gijnen tijd er op. Wat dijn is, zal mijn zijn. Geef dijnen ziel op, en ik neem dijnen lichaam. Gijnen zoon zult mijnen zoon zijn.’
Met een grote kreet werd ik wakker, in een plas van mijn eigen zweet en urine. Gij zult begrijpen dat hiervan ik overstuur was. Wel heeft den Geit eindelijk zijn plannen bekend gemaakt. Het is mijn lichaam dat hij wil, mijn schil, terwijl mijn ziel in de diepste diepten van de Hellekloof zal eindigen!
Ik moet alles op alles zetten om dit te voorkomen!

Die ochtend begon al slecht, doch slechter werd, toen bleek dat Godfriets, in al zijn goedbedoelende goedbedoelendheid en benevolentie, een lokale basisschoolleraar had gedrogeerd, ontvoerd en nu in onzer kelder gevangen hield.
‘Maar Frits’, riep ik uit, ‘Waarom?’
‘Ik wil het zo graag’, zei hij, ‘ik wil zo graag een huisgenoot, wat gezelschap. En hij kan mij leren hoe ik met de kinderen om kan gaan.’
‘Maar je hebt toch al gezellerschap’, meldde ik, ‘Ge hebt de Geit (ik gruwde hier) en ge hebt neef Alfred.’
Frits schudde heftig zijn hoofd. ‘Nee, nee, niet neef Alfred, nee. Neef Alfred komt niet meer terug.’
Ik bedacht nu pas dat ik neef Alfred al enige dagen niet meer had gezien. Voorwaar, ik miste hem niet, want neef Alfred was addergebroed van een zodanig Hilterkaliber dat zijns aanwezigheid mij een voortdurende doorn in het oog was geweest.
‘Waar is hij dan?’, vroeg ik.
‘Neef Alfred rust!’, riep de jonge Frits uit, rood van woede, ‘Neef Alfred rust bij zijn leugens over Margreet! Mijn Margreet! M-mijn M-margreet!’
Bij het aanroepen van de naam Margreet haalde de jonge Frits een kleine roze sok uit zijn broekzak, die hij op zijn hand zette. Op deez’ sok had hij knopen geplakt, en staartjes, in ene loze poging deez’ sok ene persoonlijkheid te verschaffen.
‘Margreet is nu altijd bij me!’, riep Frits, ‘Altijd! He Margreet!’
‘Ja hoor Frits’, zei de jonge Frits, met een ongewoon hoge, vrouwelijke stem, ‘Ik ben nu altijd bij je.’
‘Het is toch wat’, zei ik, hoofdschuddend, ‘Het is een gekke boel. Maar nu: de leraar in de kelder. Je moet hem vrijlaten. Dit is beneming van vrijheid, dit is Cthulhu!’
‘Nee, de leraar gaat me leren hoe ik met de kinderen moet omgaan’, zei Frits, ‘En hij is gezelschap voor Geit, als ik er niet ben. Hij is thuis-Godfriets. Hij kan de rol spelen die Neef hier had. Want Neef Alfred komt niet meer terug.’
Ik knikte. ‘Hij is de nieuwe neef Alfred. En hij is thuis-Godfriets. Hij is neef Godfriets.’
Frits knikte. ‘Hij is neef Godfriets. De Fristenbakker.’
‘Nee’, zei ik , ‘Nee, nee, nee. Dit slaat nergens meer op. Het moet ophouden.’
Op dat moment begon Geit te blaten vanaf de bovenverdieping. Of was het alleen in hoofd mijner? Ik weet niet meer. Ik ben bang dat deez’ verstand mijner ins steek gaat laten. Ik ben bang dat ik gek word, dat wel allemaal gek worden.
‘Geit, houd op!’, riep ik, ‘Houd op! Houd op, houd op! Geit!’

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Mijn God... Houdt het dan nooit op? Ja, het was leuk, met de nadruk op wás. Die Frits Bommel-grappen zijn al lang doodgeslagen; dat vind ík zelfs. Hou er nu alsjeblieft mee op. Niemand vindt het meer leuk. Het is vooral genant. Je zet jezelf er alleen maar mee voor schut.

Anoniem zei

Maar jij was toch Frits Bommel?